Het werk van Loes Simons kenmerkt zich door het gebruik van olieverf, heel vaak in combinatie met een aantal andere materialen zoals: autolak, bijenwas, inkt, krijt, pigmenten, acrylverf, waterverf, balpen, voile, leer of rubber.

Het werk is gebaseerd op één thema: het geometrische in combinatie met het organische van de mossel.

Van 2010 tot 2011 werkt zij vooral met de buitenkant van de mossel: de geometrische vormen, het harde, het gladde, de beweging, het vermogen om vast te houden.

Van 2011 tot 2012 gaat zij meer in op de symboliek, het erotische: het open en dicht gaan van de mossel, het vreselijk vleselijke.